In de bestrijding van schijnzelfstandigheid wordt in de schoonmaaksector een “weerlegbaar vermoeden van ondergeschiktheid” ingevoerd. Dat betekent dat er vermoed wordt dat iedereen met een arbeidsovereenkomst tewerkgesteld is. Het vermoeden vervalt wanneer:
1. Hoofdzakelijk voor één cocontractant gewerkt wordt
2. Activeiten uitgeoefend worden met eigen materiaal
3. Er gefactureerd wordt voor de eigen rekening
